- Er is sprake van een verhoogde aanwezigheid van D-dimeren en daarmee mogelijk een (in het verleden) verhoogde stollingsactiviteit of fibrinolyse
- Zonder aanwijzingen voor stolling kan er sprake zijn van verminderde renale klaring


D-dimeren zijn de afbraakproducten van fibrine, het eindproduct van de secundaire hemostase. Het vinden van verhoogde waarden van D-dimeren is dus een directe marker van de afbraak van stolsels en een indirecte marker van (actieve) stolling.
Aan het einde van de secundaire hemostase wordt fibrinogeen door trombine omgezet in fibrinemonomeren. Elk monomeer bestaat uit twee D fragmenten en één E fragment (D-E-D). Fibrine polymeren ontstaan doordat de E fragmenten van verschillende monomeren binden met de D fragmenten van andere monomeren. Hierdoor ontstaat een polymeer van fibrine. Onder invloed van Factor XIIIa worden nabijgelegen fibrine fibers aan elkaar gekoppeld, waardoor een stevig fibrinestolsel ontstaat (crosslinking).
Stolsels worden afgebroken door plasmine, dat knipt in een fibrine polymeer. Hierdoor ontstaan fibrine afbraakproducten van variabele grootte. Het kleinst mogelijk afbraakproduct is een combinatie van twee D fragmenten (DD), die onderling zijn verbonden; D-dimeren.
D-dimeren worden vervolgens renaal geklaard en hebben bij een normale nierfunctie een halfwaardetijd van ongeveer 8 uur. Het vinden van verhoogde waarden van D-dimeren is dus een directe marker van de afbraak van stolsels en een indirecte marker van (actieve) stolling.
D-dimeren worden gemeten met behulp van immunologische technieken. Dat wil zeggen dat antistoffen tegen D-dimeren worden toegevoegd aan het plasma van de patiënt. Vervolgens wordt de concentratie van D-dimeer/antistof complexen bepaald.
Turbidimetrisch
In een turbidimetrische test worden beads die gecoat zijn met d-dimeer antistoffen samengevoegd aan het plasma van de patiënt. Bij voldoende aanwezigheid van d-dimeren zullen de beads aan elkaar gekoppeld worden door de d-dimeren. Deze agglutinatie van beads zorgt vervolgens voor troebeling van het plasma en daarmee de lichtdoorlaatbaarheid van het monster. De mate van vertroebeling wordt omgerekend naar een concentratie D-dimeer.
Afhankelijk van de gebruikte eenheid wordt bij patiënten tot 50 jaar een D-dimeer als normaal gezien onder een waarde van:
Omdat de D-dimeer test niet gestandaardiseerd is, kunnen de werkelijke afkapwaarden per laboratorium verschillen.
Voor zover bekend zijn er geen medicijnen die invloed hebben op de D-dimeer bepaling