De activiteit van FIX is verlaagd ten opzichte van het normaalgebied van een gezonde populatie.


Stollingsfactor IX (afgekort met FIX) is één van de eiwitten die een rol speelt in de stollingscascade welke resulteert in de vorming van een fibrinenetwerk binnen een stolsel. FIX maakt onderdeel uit van de intrinsieke route binnen de stollingscascade en is doorgaans in inactieve vorm in het bloed aanwezig. Bij activatie van de stollingscascade wordt deze inactieve vorm van FIX omgezet naar zijn actieve vorm (FIXa) door geactiveerd stollingsfactor FIX (FXIa). FXIa zorgt op zijn beurt samen met zijn cofactor geactiveerd stollingsfactor VIII (FVIIIa) in een complex voor de activatie van stollingsfactor X (FX).
Diagnostiek: bij een verhoogde bloedingsneiging en een afwijkende aPTT (screenende bepaling voor de activiteit van de intrinsieke stollingsroute) kan vervolgonderzoek uitgevoerd worden door de stollingsactiviteit van individuele stollingsfactoren, waaronder FIX, te meten.
Follow-up: bepaling van FIX-activiteit bij patiënten met bekend tekort aan FIX (verworven/aangeboren hemofilie B of algemeen stollingsfactortekort) in het kader van behandeling.
De activiteit van FIX is verlaagd ten opzichte van het normaalgebied van een gezonde populatie.
Bij verlaagde stollingsactiviteit van alleen FIX:
Bij verlaagde stollingsactiviteit van meerdere stollingsfactoren:
De activiteit van FIX is verhoogd ten opzichte van het normaalgebied van een gezonde populatie.
Persisterend verhoogde FIX-activiteit kan veroorzaakt worden door genetische afwijkingen.
Verhoogde FIX-activiteit is geassocieerd met een verhoogd risico op veneuze trombose.1
De activiteit van FIX valt binnen het normaalgebied van een gezonde populatie.
Persisterend verhoogde FIX-activiteit kan veroorzaakt worden door genetische afwijkingen.
Verhoogde FIX-activiteit is geassocieerd met een verhoogd risico op veneuze trombose.1
Voor de bepaling van de activiteit van FIX zijn er twee verschillende meetmethodes beschikbaar:
1. 'One-stage' stolactiviteitsassay (een aPTT-gebaseerde assay)
Het plasma van de patiënt wordt verdund met een plasma waarin alleen FIX ontbreekt; overige stollingsfactoren zijn in voldoende mate aanwezig.
Vervolgens wordt de stollingstijd (middels aPTT) gemeten van dit mengsel.
Door de stollingstijd af te lezen op een kalibratielijn met bekende FIX-activiteit spiegels kan de gemeten stollingstijd omgerekend worden naar de activiteit van FIX in het patiëntplasma.
2. Chromogene assay
Aan het patiëntplasma wordt een reagens met geactiveerd FXI (FXIa), FVIII, trombine (FIIa), een overmaat aan FX, fosfolipiden en calciumionen toegevoegd. Tevens bevat het reagens een chromogeen substraat specifiek voor geactiveerd FX (FXa) .
Het in patiëntplasma aanwezige FIX wordt geactiveerd door FXIa en zorgt samen met zijn cofactor (FVIII, in de assay geactiveerd tot FVIIIa door trombine) voor de activatie van FX naar FXa. FXa splitst vervolgens enzymatisch een chromogene groep (paranitroalanine, pNA) af van het substraat. Het pNA geeft een kleur, die gemeten kan worden door middel van lichtabsorptie. De gemeten lichtabsorptie is recht evenredig aan de hoeveelheid factor FXa, die weer recht evenredig is aan de hoeveelheid FIX aanwezig in het plasma.
De FIX-activiteit kan vervolgens gekwantificeerd worden met behulp van een kalibratiecurve op basis van standaarden met bekende hoeveelheden FIX.
Stollingsfactoractiviteit wordt uitgedrukt als units per ml of als percentage ten opzichte van een gezonde populatie.
Er kunnen verschillen zijn tussen (de referentie-intervallen van) verschillende methodes. Uitslagen dienen te worden geïnterpreteerd in de context van de referentiewaarden van het uitvoerende laboratorium.
Richtwaarde: 50 - 200% (van normaal) of 0,5 - 2,0 U/ml.
De assay geeft aan of de activiteit van FIX in het normaalgebied valt of niet. De uitkomst geeft bij een afwijkend resultaat niet aan wat de onderliggende oorzaak is. Om het onderscheid te maken tussen een stollingsfactordeficiëntie en een remmer kan een mengproef (aPTT en/of evt. specifiek voor FIX) uitgevoerd worden. Indien er aanwijzing is voor een FIX-remmer, kan deze gekwantificeerd worden met de FIX-remmer assay.