De INR is verhoogd en duidt op een potentieel verhoogd bloedingsrisico.


De INR bepaling is uitsluitend bedoeld voor de monitoring van behandeling met vitamine K antagonisten (VKA). Dit zijn orale anticoagulantia, die ook bekend zijn als coumarines. De INR staat voor International Normalised Ratio en is een gestandaardiseerde test gebaseerd op het meetprincipe van de PT. Door standaardisatie ten opzichte van een internationale WHO standaard, is de uitkomst van de INR wereldwijd vergelijkbaar, ongeacht het gebruikte INR reagens of de meetmethode.
Let op: voor toepassingen anders dan monitoring van VKA dient de PT test gebruikt te worden.
De INR is verhoogd en duidt op een potentieel verhoogd bloedingsrisico.
De INR is verlaagd en duidt op een potentieel verhoogd tromboserisico.
De behandeling met vitamine K antagonisten is goed ingesteld.
Het meetprincipe van de INR is gebaseerd op de PT stollingstest.
Om vergelijkbaarheid te bewerkstelligen worden alle methoden en hun reagentia gekalibreerd naar een referentie tromboplastine reagens van de WHO dat dienst doet als internationale standaard. Uit deze kalibratie volgt voor elke methode met reagens de ISI = international sensitivity index, die de gevoeligheid van het reagens weergeeft. Deze ISI waarde is niet alleen reagensspecifiek, maar ook batch- en instrument(type)specifiek.
Een INR wordt berekend uit de PT gemeten in het plasma/bloed van de patiënt te relateren aan de PT in een groep van gezonde personen en te verrekenen met de ISI, middels de volgende formule:
INR = (PTpatiënt / PTnormaal)ISI
De INR kan worden bepaald in plasma met behulp van laboratoriumapparatuur, maar ook in capillair bloed uit een vingerprik middels draagbare point-of-care (POC) apparatuur. Op deze wijze is het voor patiënten mogelijk om zelf te meten en te doseren, indien aan bepaalde eisen voldaan wordt. Reguliere metingen van de INR-laboratoriumtest ter vergelijking met de POC metingen zijn in dat geval noodzakelijk en verlopen via de trombosedienst.
Bij behandeling met VKA antistolling wordt de INR vervolgd aan de hand van streefwaarden. Deze streefwaarden zijn afhankelijk van de indicatie voor VKA antistolling.
De Federatie van Nederlandse Trombosediensten houdt de volgende streefwaarden aan:
1e intensiteitsgroep: optimale streefwaarde INR 2,7 - streefgebied INR 2,0 - 3,0
Dit betreft o.a. behandeling van atriumfibrilleren en preventie bij diep veneuze trombo-embolie.
2e intensiteitsgroep: optimale streefwaarde INR 3,0 - streefgebied INR 2,5 - 3,5
Dit betreft o.a. patiënten met een weefselhartklep of mechanische kunstklepprothese en preventie van arteriële trombo-embolie.
De INR is uitsluitend bedoeld voor detectie van VKA werking en niet voor screening van stollingsafwijkingen. Hiervoor dient de PT te worden gebruikt.
Hoewel de INR en PT gebaseerd zijn op hetzelfde meetprincipe, kunnen deze namelijk verschillen in reagens en als gevolg hiervan in gevoeligheid: zo kan het INR reagens een overmaat aan PT-afhankelijke stollingsfactoren bevatten, waardoor deficiëntie van deze factoren in de INR niet opgepikt kunnen worden, maar in de reguliere PT test wel.
(Pre-)analytische storende factoren die de INR test beïnvloeden zijn:
verontreiniging door magnesium ionen in de bloedafnamebuis of het testreagens