Trombocytenaantal / Bloedplaatjesaantal
Bepalingen › Trombocytenaantal
Deze pagina bevat aanvullende informatie voor specialisten
Doel
Meting van het aantal bloedplaatjes in het bloed
Algemeen
De meting van het aantal bloedplaatjes in het bloed wordt gebruikt:
- in het kader van screening bij onbegrepen bloedingsneiging;
- bij evaluatie van mogelijk bloedplaatjesverlagende medicatie;
- bij indicatiestelling en controle van bloedplaatjestransfusie;
- in bredere zin bij hematologisch en hemato-oncologisch onderzoek.
Interpretatie
- De patiënt heeft een verlaagd aantal bloedplaatjes in het bloed: er is sprake van trombocytopenie.
- Verlies als gevolg van een bloeding
- Verhoogd verbruik of afbraak:
- door antistoffen
- autoimmuun trombocytopenie: primair, of secundair aan een auto-immuunziekte, infectie of hematologische maligniteit
- allo-immuun trombocytopenie: als gevolg van allo-antistof door eerdere transfusie of bij neonaten (NAIT)
- medicatie-geïnduceerd, zoals bijv. bij heparinegebruik (heparine-geïnduceerde trombocytopenie: HIT)
- Milde trombocytopenie in de zwangerschap: een benigne aandoening met bloedplaatjes > 70 x 109 per liter, waarbij aantallen normaliseren na de bevalling
- Verminderde aanmaak (veelal veroorzaakt door beenmergfalen) als gevolg van o.a.:
- cytostatica
- bestraling
- maligne hematologische aandoeningen
- beenmergverdringing door solide tumoren
- Afwijkende verdeling bloedplaatjes binnen het lichaam:
- bij opeenhoping in de milt bij splenomegalie
- Pseudotrombocytopenie (in vitro fenomeen): zie ook het kopje "Valkuilen" op deze pagina.
De patiënt heeft een verhoogd aantal bloedplaatjes in het bloed: er is sprake van trombocytose.
Milde tot matige trombocytose is meestal het gevolg van een inflammatoir of reactief proces bij ontsteking of infectie en van tijdelijke aard. Hierbij worden vrijwel nooit waarden > 1000 x 109 / L gezien.
Aanhoudende trombocytose (> 450 x 109 / L) is veelal een uiting van een myeloproliferatieve ziekte, zoals polycytemie, essentiële trombocytemie of chronische myeloïde leukemie (CML).
Het risico op trombose is afhankelijk van de aard van de onderliggende aandoening en is niet direct gerelateerd aan het verhoogde bloedplaatjesaantal op zichzelf.
Principe
De bloedplaatjesconcentratie in bloed wordt gemeten door telling van individuele bloedplaatjes op basis van impedantie (volumemeting) of optische detectie (d.m.v. lichtverstrooiing of fluorescentie) in volbloed.
Richtwaarde
Volwassenen: 150 - 400 x 109 per liter.
Referentiewaarden voor kinderen kunnen hiervan afwijken, afhankelijk van de leeftijd.
Valkuilen
- Samenklontering van bloedplaatjes in de bloedafnamebuis onder invloed van het in de buis aanwezige EDTA-anticoagulans kan leiden tot een vals verlaagd gemeten bloedplaatjesaantal. Dit fenomeen wordt pseudotrombocytopenie genoemd en betreft een louter in vitro fenomeen.
Bevestiging van pseudotrombocytopenie gebeurt door middel van microscopische bestudering van het bloeduitstrijkje. Indien pseudotrombocytopenie wordt vastgesteld, dient hiermee rekening gehouden te worden bij alle toekomstige bepalingen van het bloedplaatjesaantal bij deze patiënt.
- Om bij deze patienten het bloedplaatjesaantal te bepalen kan het bloedplaatjesaantal in citraatbloed bepaald worden. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het aandeel citraat in het eindvolume (10%), waar het gemeten bloedplaatjesaantal voor gecorrigeerd moet worden.
- Bloedplaatjes worden onderscheiden van erytrocyten en leukocyten op basis van hun grootte en/of volume. Indien er sprake is van afwijkingen in celgrootte/volume kan de bloedplaatjesconcentratie foutief verlaagd zijn
(bij abnormaal grote bloepdlaatjes, zogenaamde macrotrombocyten), of foutief verhoogd zijn (bij zeer kleine erytrocyten (microcytaire erytrocyt of fragmentocyt) of kleine leukocytenresten).
Bloedingsneiging & Transfusie
Bij normaal functionerende bloedplaatjes is er pas een verhoogd risico op bloedingsneiging bij een bloedplaatjesaantal < 50 x 109 per liter.
Indicaties en grenswaarden voor (profylactische) bloedplaatjestransfusies bij volwassenen en kinderen met een trombocytopenie (al dan niet bij behandeling met trombocytenaggregatieremmers of antistolling) zijn gedefinieerd in de FMS richtlijn Bloedtransfusiebeleid (2019).
Medicatie
- In het algemeen kan medicatie die aangrijpt op celdeling van invloed zijn op het beenmerg en daarmee de generatie van bloedplaatjes negatief beïnvloeden.
- Daarnaast zijn er verschillende middelen beschreven die een immuunreactie tegen bloedplaatjeskunnen induceren.
- Een bekend fenomeen is de heparine-geïnduceerde trombopenie (HIT).
HIT treedt op bij < 1 % van de patiënten behandeld met ongefractioneerde heparine (HIT is nog zeldzamer bij behandeling met LMWH's: HIT komt bij < 0.1% van deze patiënten voor). Bij HIT bindt heparine aan het eiwit PF4, waarbij een immuuncomplex ontstaat dat trombocyten activeert. Hierbij ontstaat trombose.
Voor onderzoek naar HIT bestaan specifieke laboratoriumtesten op basis van de ELISA en HIPAA techniek.
- Er zijn geen geneesmiddelen bekend die direct interfereren met de analyse van bloedplaatjes.
Bronnen
- De Vries, T., Bakker, A., Duijvestijn, Y., Weel, J. & Wolthuis, A. (2015). Laboratoriumdiagnostiek bij kinderen - een praktische handleiding, Hoofdstuk ''Trombocyten". Prelum.
- FMS Richtlijn Bloedtransfusiebeleid (2019). Richtlijn op Richtlijnendatabase.nl
- Souverijn, J. H. M., Goswami, P. R., Schreurs, M., Tax, M., & Wielders, J. P. M. (2020). Handboek medische laboratoriumdiagnostiek. Prelum.
- Dacie and Lewis Practical Haematology. (2017). Elsevier. https://doi.org/10.1016/c2014-0-01046-5
- Kaushansky, K., & Levi, M. M. (2017). Williams Hematology Hemostasis and Thrombosis. McGraw-Hill Education.
Laatst bijgewerkt op
10-11-2023